Opera in de cinema: tips en weetjes.

De laatste twee jaar doet er zich een min of meer vreemd fenomeen voor in de bioscoopwereld: duizenden enthousiaste liefhebbers laten de gelegenheid niet voorbij gaan om naar geprojecteerde operavoorstellingen in de bioscoopzaal te trekken. Het zijn vooral 50- en 60-plussers die zorgen voor uitverkochte zalen waar ze vol verwachting en met een zekere zin voor exclusiviteit soms meer dan vier uren aandachtig en uiterst gedisciplineerd luisteren en vooral kijken naar populaire opera’s rechtstreeks uitgezonden vanuit het Metropolitan Opera House in New York. Het zijn geen bezoekers van de gewone, ‘echte’ opera maar nieuwsgierige cultuuradepten die zich op de nieuwe audiovisuele rage storten. De buren, de tandarts en de huisarts, een oud-lief van jaren terug, ze zijn er allemaal om zich samen met leeftijdgenoten te laten onderdompelen in het spektakel.

Als rechtgeaarde operaliefhebber die al meer dan 50 jaar operahuizen in Europa en daarbuiten afschuimt, moest het er eens van komen de ‘simulcast’ – want zo heet de aangewende techniek – te onderzoeken. Al gauw bleek dat een kleine handleiding of tenminste enkele tips de nieuwbakken operaliefhebber van pas zouden komen. Er zijn met name nogal wat verschillen tussen de gewone opera en die in de filmzaal. Ook de cinema-uitbater kan voordeel halen uit een kruisbestuiving tussen de gang van zaken in beide vormen van operabeleving. Het succes ervan is immers niet meer te stuiten en meer en meer aficionados vinden de weg naar de bioscoop.

Het begon allemaal eind 2006 toen Peter Gelb, de grote baas van de Met, het lumineuze idee kreeg de zaterdagnamiddagvertoning van Mozarts ‘Zauberflöte’ via satelliet te ‘streamen’ naar bioscoopzalen in Noord-Amerika, Japan, Groot-Brittannië en verschillende Europese landen waaronder ook België. De grootste bioscoopketen hier te lande was er dus als de kippen bij indertijd. In de jaren daarna kwamen er nog meer dan 700 locaties bij in ondermeer Azië en Australië. In alle landen samen steeg de verkoop van tickets in 2009 naar 1,1 miljoen. De 8 vertoningen verleden jaar trokken zo meer publiek dan het hele seizoen in de Met zelf. Ondertussen is ook de San Francisco Opera op de kar gesprongen en ongetwijfeld zullen andere operahuizen volgen.

Het is dan ook een ‘verleidelijke’ techniek. Meer dan de TV-regie en een snelle internetverbinding zijn er niet nodig. De cinemazalen hebben immers alles al in huis voor de projectie. De accommodatie is super: anatomisch gevormde rugleuningen precies onder de juiste kijkhoek, brede armsteunen en business class beenruimte. Tel daar nog een portie popcorn (enkel knabbelen tijdens luide passages!) en een frisdrank bij en de avond kan niet meer stuk. Bovendien was de bioscoopuitbater zo vriendelijk een glaasje cava (niet meenemen in de zaal!) en broodjes tijdens de pauze te serveren.

De vertoning zelf heeft alle kenmerken van een TV-uitzending: close-ups en veelvuldige beeldwisselingen zorgen voor variatie en verdrijven mogelijk opkomende verveling. Het beeld is van hoge kwaliteit en definitie, zeer detailrijk, vloeiend en zonder de minste storingen. Het geluid is evenzeer superieur, ‘multi-channel’ en gebruikt ‘close miking’ zodat de klank van kortbij lijkt te komen bij close-ups en van verderaf bij bredere beelduitsneden van bijvoorbeeld duetten of koorzangen. Net zoals bij de gewone opera gaat de tekst (het zogenaamde ‘libretto’ in operatermen) mee via ondertitels in het beeld zelf. Bij een ‘echte’ opera staat de tekst boven of langszij het podium. Beneden is daar geen plaats voor omdat daar het orkest in een soort grote bak zit, vergelijkbaar met een zwembad maar dan zonder water.

Tot zover is alles pico bello ware het niet dat er toch enkele verschillen met de gewone opera opvallen. Dikwijls zijn die terug te brengen tot typisch Amerikaanse toestanden: zo was het geluidsniveau duidelijk te hoog en waren er af en toe onderbrekingen met bijzonder oppervlakkige interviews of publiciteit voor diverse sponsors. Ook ontbreekt soms het totaalbeeld van de scène. Aan de te hoge geluidssterkte kan de operator iets doen en de regie in de Met kan af en toe eens een totaalshot lanceren. Hét grote mankement is echter het ontbreken van diepte in het beeld en geluid. Een filmscherm is per definitie plat en luidsprekers staan vast opgesteld. Diepte (3D) is nog niet voor vandaag of morgen alhoewel de industrie al jaren experimenteert met speciale brilletjes (polaroid) en beeldtechnieken (scheiding van onderwerp en achtergrond middels minuscule bewegingen). Wat er ook op stapel moge staan, een operavertoning is niet te kopiëren en maar goed ook.

Toch kan de opera wat leren van de cinemaversie. Het publiek profiteert van ticketprijzen die soms tot 10 keer lager liggen. Een kleine rondgang langs de websites van opera-aanbieders in de ons omringende landen maakt al gauw duidelijk dat de Belgische bioscopen de laagste prijzen hanteren: gemiddeld 18 € versus 30 €. Opera in de cinema is zijn geld dus dubbel en dik waard. Ook is er van het elitair karakter van opera niets te merken in de cinemazaal. Het is een gezellige bende die zich zonder vooroordelen op een beschaafde, luchtig culturele manier amuseert waarna iedereen tevreden huiswaarts keert en alvast uitkijkt naar de volgende vertoning. Zo is opera in de cinema een prima uitbreiding op de gewone opera en binnenkort even vanzelfsprekend als een filmpje meepikken.