derde dag Jebel Saghro

Vanaf het kamp dalen we verder af en komen al snel bij een kleine oase waar we de ruïne van een eeuwenoude kasbah zien. Even verder passeren we het gelijknamige dorpje Assaka-n-Aït Ouzzine (1580 m.). Door een relatief vruchtbare vallei met veel groene akkertjes, oleanders en zelfs hier en daar een palmboom, dalen we verder af en komen langs enkele kleine dorpjes. We worden er uitgenodigd voor een glaasje thee, vers gebakken brood en nootjes. Het landschap is heel anders dan de eerste twee dagen en iedereen zal verrast zijn door de afwisseling. Steeds vaker zien we prachtige (in februari bloeiende) amandelboompjes langs ons pad. Om ons heen worden de rotswanden steiler. Net voorbij het dorpje Akerkour (ca. 1300 m.), met mooie boomgaarden, stoppen we voor de lunch. Daarna wordt het vlakker en als de kloof weer wijder wordt kijken we uit op het gehucht Berkik. Nog geen uur verder maken we kamp in Tifdassine (nabij een bijna drooggevallen beekje). [tekst Anders Reizen]

tweede dag Jebel Saghro

Vanaf ons bivak stijgen we langzaam naar een hoge pas van 2100 m, de Tizi Nesfdre, Berbernaam voor `bijna eten`. Vanaf de pas hebben we grandioos uitzicht over de Hoge Atlas waarvan we zelfs de hoogste top, de Toubkal (4167 m), in de verte kunnen zien. Nadat de zak met nootjes voor wat extra energie heeft gezorgd, dalen we af naar een kleine oase in een kloofje waar de oleanders weelderig groeien. Nu snappen we de naam van de pas: een idyllisch plekje met water, ideaal voor een stop om te eten. Wij lopen echter nog even door; de kloof weer uit en komen op een hoger plateau. Onderweg treffen we nomadenvrouwen aan en kinderen die kleedjes en (zelfgemaakte) sieraden laten zien, die ze zo graag aan die enkele toerist zouden willen verkopen. Voor hen vaak de enige bron van inkomsten. Het dorpje Tagmout (1750 m), laten we rechts liggen. We stoppen voor de lunch, bij de waterput en genieten van de schaduw van de amandelbomen. We buigen af naar het oosten en klimmen naar de Tizi-n-Tagmout (1790 m). Na de pas komen we in een brede vallei tussen hoge bergkammen. Het landschap wordt grilliger, steiler, ruwer en dramatischer. Na nog een dik uur afdalen maken we kamp voor (Assaka-n-Aït) op 1640 m, nabij een riviertje waar we ons lekker kunnen opfrissen. [tekst Anders Reizen]

eerste dag Jebel Saghro

Een klein eindje rijden brengt ons in het dorpje Ait Youl, één van die aarderode kasbahdorpen waarop de tijd geen vat lijkt te hebben. De kamelendrijvers staan al op ons te wachten. Bagage, tenten, kookgerei en het voedsel worden opgeladen. Wij gaan alvast op pad met onze gids voorop. We lopen door een (droge) rivierbedding tussen de kale met zwarte stenen bezaaide heuvels. Achter ons zien we de besneeuwde toppen van het M`Goun massief. Tussen de stenen staan hier en daar wat kleine struikjes. Voldoende voor een kudde schapen en geiten. In de verte horen we het typische geluid dat Berber-vrouwen maken met hun tong. We zoeken naar de herkomst en zien hen op een bergtop zitten. Wanneer we zwaaien groeten ze terug en laten nog eens dat aparte geluid over de bergen galmen. Soms is er een beetje water en zijn er wat geïrrigeerde akkertjes. Zo ook rondom de waterput waar we stoppen voor de lunch, onder de vijgenbomen. De kok heeft een salade gemaakt met verse groenten, olijven en sardientjes. Na een korte siësta vervolgen we het ezelpad dat ons langzaam omhoog voert naar een plek die Agoulzi blijkt te heten. Hier maken we bivak naast een bijna droog gevallen riviertje. `s Avonds genieten we van een prachtige sterrenhemel en een heerlijke stilte zoals die alleen aanwezig is in onherbergzame gebieden. [tekst Anders Reizen]