4 dagen in Berlijn


klik voor foto's van Berlijn

Het makkelijkst om in Berlijn te raken, is per auto: 7 uur sjezen door de nacht met behulp van een gesofisticeerde GPS, langs ellenlange rijen vrachtwagens met een tussenstop in Marienborn, de voormalige Duits-Duitse grens. De hele grenscontrole-infrastructuur is er bewaard en geeft een voorsmaakje van de veelbewogen geschiedenis van Duitsland.

Een stevig ontbijt in Spandau – ga naar de Barfly in Spandau – en dan verder naar Pension Am weissen See waar Frau Bongardt ons met luid enthousiasme ontvangt. We kunnen vrij kamers kiezen wegens enige gasten. Herr Bongardt verwelkomt ons nog eens uitgebreid met instructies voor vervoer naar de stad en enig gefoeter op de criminaliteit (voornamelijk graffiti en hondenpoep). Hetzelfde verhaaltje van overal …

De tramverbinding loopt vlot en snel en voor we het weten staan we op de Alexanderplatz: een immens plein met de opvallende televisietoren en daartegenover de kantoren van oa. de Berliner Zeitung. Buslijn 100 is de goedkoopste sightseeing bus en rijdt langs de Bebelplatz (opera, univ) over de beroemde Unter den Linden, de Brandenburger Tor en de Siegessäule in de Tiergarten. Buslijn 200 in de omgekeerde richting doet de Philharmonie aan en de Postdamer Platz. De eerste indruk is er een van weidse uitgestrektheid met veel groen, statige lanen geflankeerd door grote bomen, geen echte hoogbouw en – keurig gescheiden – (neo)klassieke en hypermoderne hi-tech architectuur. Alles is even netjes en proper, praktisch georganiseerd; het verkeer is relaxed met voorkómende en voorzichtige autobestuurders. Tegelijkertijd hangt er een afstandelijke sfeer en een zeker onbehagen in de lucht, helemaal anders dan Londen, Parijs of zelfs Moskou.

Rond de Kollwitzplatz in het Prenzlauerberg district wemelt het van de restaurantjes. ‘High pressure’ Lise van de Bangin bedient ons met flair en grapjes. Het eten in Berlijn is niet duur en over het algemeen te doen maar daarover later meer.

‘s Anderendaags brengt berlinonbike.de ons per fiets langs de Muur. De begeleider is een jonge opvoeder die in 1989 13 jaar was en vlak achter de Muur woonde aan de oostkant. We staan dikwijls perplex van hoe het zover kon komen en hoe het mogelijk was de bevolking psychologisch zo te beïnvloeden dat ze het niet aandurfden naar het Westen over te lopen. De Muur begon met een simpele streep witte verf over de straat met twee Russische soldaten erachter en groeide tot een monsterlijke contraptie van 150 km lang met de meest ingewikkelde constructies om mensen te verhinderen naar het Westen te ontsnappen. De Bornholmerstrasse maakt diepe indruk door de banaliteit van de omgeving: nu een verwaarloosd parkeerterrein waarop toen grenswachters auto’s controleerden met op de achtergrond appartementenblokken waar voornamelijk partijgetrouwen woonden. Hier ontstond in november 1989 het eerste ‘gat’ in de muur na de wereldwijd uitgezonden persconferentie waarin Günter Schabowski, een niet zo hoge ambtenaar van het Politburo, aankondigde dat iedereen naar het Westen kon. Ook de familie van onze gids ging een kijkje nemen, weliswaar pas in december omdat ze de zaak niet helemaal vertrouwden.

De fietstocht eindigt – op speciaal verzoek – bij het nieuwe Hauptbahnhof (vroeger Lehrter Bahnhof): een gigantische glazen constructie die de hele buurt domineert. Hier ontstaat een Europese hub om met hogesnelheidstreinen van West naar Oost en omgekeerd te sporen. Achteraf is de koude bietensoep en chocoladecake met vanille een lekkere hap in de Pasternak. Roeskieje food is het beste idee om in Berlijn deftig te eten.

Een korte autorit – quasi geen verkeer in de stad en parkeerplaatsen zat – brengt ons naar de Bebelplatz. Zelf dacht ik een bezoek aan Berlijn te beginnen met een soort pelgrimstocht naar de plaats waar de nazi’s boeken verbrandden. Dat was notabene pal tegenover de rechtsfaculteit. Door een dik matglas in de grond zijn lege bibliotheekrekken zichtbaar die ogenschijnlijk in een mist verdwijnen. De meeste toeristen wandelen er achteloos over maar zelf ben ik erg onder de indruk.

‘s Avonds bemachtigen we twee ticketjes voor de Bigger Bang toer van de Rolling Stones in het Olympiastadion. Dat ziet er aan de buitenkant niet bijzonder groot uit maar eenmaal binnen blijkt het in de diepte te verdwijnen met het podium beneden rechts in de verte. Toch is de hele bedoening goed zichtbaar. Het decor ziet eruit als een Guggenheimachtige appartementenblok met links en rechts glooiende stroken blauw met daartussenin zitplaatsen voor wel 500 ‘claqueurs’ (vroeger waren dat betaalde concertbezoekers die moesten klappen als het stuk wat tegenviel). Daartussenin staat een reusachtig videoscherm waar straks een complete televisieploeg het concert op projecteert. Elke grijns van Keith Richards en de smoelentrekkerij van ‘rubber face’ Jagger is haarscherp zichtbaar.

De Stones vliegen er direct in met ‘Jumpin’ Jack Flash’ en gaan zo door tot en met ‘Satisfaction’, ‘Let’s spend the night together’, ‘Paint it black’ over ‘Angie’, ‘Sympathy for the devil’ (weliswaar zonder de zinsnede ‘Every cop is a criminal’), ‘Honky Tonk Woman’, ‘Brown Sugar’ en meer van hun fraaie best-of-the-best hits. Het kan niet op en het hele stadion veert joelend en klappend recht. Alleen Richards loopt zichtbaar op zijn laatste beentjes, speelt bijwijlen vals en de twee nummers die hij ten beste geeft, klinken meer als kattegejank. Jagger en de anderen redden de show met weer een paar hits en technische hoogstandjes waarbij het podium plots begint te zweven recht door het hilarische publiek. We geraken zonder noemenswaardige vertraging terug Am weissen See.

‘s Anderendaags koopjesdag alhoewel er een flinke hap uit ons budget ging gisteren voor de Stonestickets. De Potzdamerplatz met het Sonycenter en de Ritz-Carlton vlakbij: een opstootje wegens vermeend naar buiten stappen van Mick Jagger. Zelf zijn we even later net te laat om de artiest van kortbij te zien. Een beetje verder bléren luidsprekers op bussen en aanhangwagens van de zoveelse ‘love parade’. Het is de bedoeling dat de toeschouwer die er zin in heeft, achter zo een geval gaat aanlopen. Later op de avond komt iedereen bijeen rond de Siegessaule op de Sterne zo genoemd wegens de vele radiale lanen die erop uitkomen.

Vroeg op de avond proberen we het enige klassiek concert bij te wonen in de buurt maar het blijkt dat het zaaltje van de Humboldt univ te klein is en dat het orkest buiten heeft postgevat. Dat doet ons besluiten in de plaats een hap gaan te eten in de Pasternak alwaar we met onze reisgenoten enige pret maken met het ter plekke uitvinden van Duitse woorden zoals bijvoorbeeld ‘Eindränglich’ om aan te geven hoe van bovenuit door te dringen in een lamsstoofpotje.

Zondag – na een nogal formeel afscheid door Herr Bongardt – geraken we aan de Villa Wannsee waar de nazis indertijd de ‘Endlösung’ uitdokterden. Het is beangstigend hoe het discours van het VB (een extreem rechtse partij hier te lande) overeenkomt met het omfloerste taalgebruik van de nazis. ‘Abgeschoben’ is de uitdrukking, niet uitgemoord of vernietigd maar ‘abgeschoben’.

De tentoonstelling in de villa is uitgebalanceerd, helder en duidelijk zonder geweeklaag of roep om wraak: alleen maar controleerbare cijfers en feiten, goed gedocumenteerd en ter zake op, een uiterst wetenschappelijke geschiedschrijving gebaseerd. De opstelling en presentatie is van dezelfde hoge kwaliteit en stelt de bezoeker in staat zich op relatief korte tijd een goed idee te vormen van de werkwijze en omvang van de volkerenmoord. We komen allemaal nogal stil naar buiten en besluiten de catalogus, die de hele tentoonstelling bevat, aan te schaffen.

Slot ‘Sans Souci’ in Potsdam is de laatste halte. Het doet goed in de klassieke tuinen rond te lopen en zo de ellende in de Villa Wannsee van ons af te schudden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.